Een nieuwe aanpak tegen messengeweld onder jongeren

Introductie

Op zondag 7 en maandag 8 november was het weer twee keer raak, een steekpartij waarbij een jongere uit Spijkenisse betrokken was. Ook in Slinge werd een 12(!)-jarige jongen aangehouden in verband met een steekpartij. Het is een trend die helaas al langer gaande is. Tussen 2018 en 2019 was er in Rotterdam een stijging van 90% onder het aantal minderjarige verdachten bij een steekincident (van 200 naar 380). Voor het aantal minderjarige slachtoffers was deze stijging ook fors, bijna 43%. Het aantal in beslag genomen messen werd bijna verdubbeld in dezelfde periode. Kortom, een zorgelijke ontwikkeling. Het is echter net zo zorgelijk dat de plannen van politici om messengeweld onder jongeren aan te pakken niet aansluiten op de desbetreffende doelgroep. Voorbeelden hiervan zijn boetes voor de ouders en voorlichting op scholen over messengeweld. Het wordt tijd om meer in te zetten op andere manieren van bestrijding van deze vorm van criminaliteit. Ten eerste, bij een probleem dat zich centreert op jongeren, moet er ook geluisterd worden naar deze doelgroep wanneer er beleid gemaakt wordt. Ten tweede, vroegsignalering op basis van risicosignalen moet de basis gaan vormen van de aanpak tegen messengeweld. Deze twee punten worden uiteengezet in dit betoog. Allereerst zullen wij proberen de niet-aansluitende plannen te weerleggen. Hopelijk zet dit stuk aan tot een andere denkwijze bij de benadering van messengeweld in Nissewaard.

Niet-aansluitende maatregel: focus op ouders

Een ding dat misgaat, is dat partijen te veel focus leggen op de ouders. Een voorbeeld hiervan is VOOR Nissewaard die laatst in een bericht pleitte voor een verhoging van de dwangsom naar 2500 euro voor de ouders van de minderjarige dader van een steekincident. Dit klinkt in eerste instantie al frappant, gezien het feit dat één doelgroep (de ouders) de ‘dupe’ is van de misdaden van een andere doelgroep (de jongeren). Gelukkig is het standpunt niet zo zwart-wit. Het argument luidt namelijk dat ouders verantwoordelijk zijn voor de gedragingen van een minderjarig kind en zodoende ook voor de misdaden die zij plegen. Het is waar dat ouders verantwoordelijk zijn voor de gedragingen van hun minderjarige kinderen, het is echter te kort door de bocht om te zeggen dat zij dan óók een straf moeten ontvangen.

Stel je de situatie voor waarbij een kind ’s ochtends naar school moet. Het kind staat netjes op, geeft zijn/haar ouders een knuffel en gaat de deur uit. De ouders zijn hierbij in de veronderstelling dat het kind naar school gaat. Echter, het kind gaat op straat hangen met een groepje (foute) vrienden. Vanaf dat moment kan er van alles fout gaan – en dat gaat het dus ook! Vervolgens krijgen de ouders achteraf te horen dat hun kind een fout gemaakt heeft en dat zij hiervoor gestraft worden (in de vorm van een boete). Dit vinden wij niet juist om twee redenen. In eerste instantie zijn de ouders onwetend over waar hun kind is en wat hij/zij doet. Daarnaast zijn ze ook totaal onwetend over hoe het kind zich gedraagt buitenshuis, want dat kan totaal haaks staan op hoe ze zich thuis gedragen. Het heeft dus helemaal geen zin om de ouders te straffen, omdat deze in eerste instantie onwetend zijn over de hele situatie en er, zodoende, niets van zullen leren. Het geven van een straf aan de ouders is meer een omweg om bij de jongeren te komen.

Niet aansluitende maatregel: voorlichting

Een ander standpunt, dat ook terug te vinden is in het Actieplan Wapens en Jongeren, is het geven van voorlichting op scholen over wapens en geweld. Het enige wat je hiermee bereikt, is dat de meerderheid (de jongeren die helemaal niets met geweld te maken hebben) geconfronteerd wordt met de acties van de minderheid (de jongeren die gewelddadig zijn). Op deze manier wordt er disproportioneel aandacht gevestigd. Ook vermindert hierdoor de subjectieve veiligheid – het veiligheidsgevoel – onder een grote groep jongeren, doordat de gruwelverhalen van (zoals gezegd) de minderheid voorgelegd worden. Cameratoezicht is een voorbeeld van een maatregel die de subjectieve veiligheid vergroot. In Nissewaard is de VVD vooral positief over cameratoezicht. Naast een toename in subjectieve veiligheid doet cameratoezicht vrij weinig voor het verbeteren van de veiligheid in algemene zin. Uit een onderzoek uitgevoerd door het ministerie van BZK (zie pagina VI) blijkt zelfs dat cameratoezicht in sommige gemeenten geleid heeft tot een afname van de veiligheid. Daarnaast leidt deze maatregel tot een waterbedeffect: het zal de criminaliteit ergens stoppen, maar elders doen opduiken. Ook daarmee gaan we het messengeweld onder jongeren niet oplossen.

Harder straffen

Een ander punt wat vaak aangekaart wordt, is harder straffen. Dit is iets wat wellicht nog de meeste potentie heeft. Er moet echter benoemd worden dat zwaardere straffen niet per definitie leiden tot een vermindering van crimineel gedrag. Daarnaast zouden zwaardere straffen rechters beperken in hun mogelijkheden om een gepaste straf te bepalen. Harder straffen is dus een lastig standpunt, daarom pleiten wij voor een aanpak gericht op het voorkomen van messengeweld. Als we dat doen, is zwaar straffen niet meer nodig. De volgende alinea gaat in op wat we wél moeten doen. Allereerst moet benoemd worden dat het van essentieel belang is om de jongeren te betrekken bij de besluitvorming die gericht is op jongeren. Dit klinkt niet meer dan logisch, maar het wordt vaak vergeten of de punten die jongeren inbrengen worden niet toegepast. Jong Nissewaard weet het best hoe deze doelgroep moet worden aangesproken en aangepakt.

Vroegsignalering

Om criminaliteit vroegtijdig in de kiem te smoren, is vroegsignalering op basis van risicosignalen essentieel. Frequent spijbelgedrag is een voorbeeld van zo’n risicosignaal (denk aan het eerdere voorbeeld van het kind dat niet naar school gaat). Als een jongere spijbelt, betekent dit dat hij/zij op een andere plek is. Het is dan van belang om te weten waar dit is en waarom de jongere niet op school zit. Deze twee vragen zouden dan kunnen leiden tot inzichten die bijdragen aan een individuele aanpak, waarmee de kans op criminaliteit gereduceerd wordt. Dit idee vergt veel samenwerking tussen meerdere instanties waarbij de gemeente de centrale verbinder zou zijn. Voorbeelden van partijen die hieraan mee zouden werken zijn de politie, scholen, jongerenwerkers en jeugdboa’s. Kort samengevat zorgt vroegsignalering ervoor dat criminaliteit effectiever aangepakt wordt. Hierbij maken wij meteen de kanttekening dat dit een privacygevoelige zaak is. Daarom zouden wij een termijn willen vaststellen (in het kader van de AVG) voor het bewaren van de gegevens die nodig zijn bij vroegsignalering op basis van risicosignalen. Deze termijn moet niet te lang zijn, omdat dit de privacy van mensen zou kunnen beschadigen, maar ook niet te kort, omdat er dan geen mogelijkheid is om het risico in te dammen. Kortom, laat vroegsignalering de basis worden van de aanpak tegen messengeweld onder jongeren. Dit kan een doorslaggevende toevoeging zijn aan reeds bestaande maatregelen die goed werken, zoals preventief fouilleren en inleveracties.

Conclusie

Wij blijven ons best doen om het geluid van de jongeren te laten horen. Er zijn momenteel veel belangrijke onderwerpen in de politiek die jongeren direct aangaan, denk aan de woningnood, digitalisering en sociaaleconomische ondersteuning. De veiligheid onder jongeren is nog een voorbeeld van een onderwerp dat steeds urgenter wordt, door alle steekincidenten die plaatsvinden. Zodoende is het noodzakelijk om een aanpak specifiek gericht op jongeren te lanceren. Daarom moet er meer naar ons geluisterd worden, laat dit de eerste stap zijn: zie af van besluitvorming gericht op ouders, subjectieve veiligheid en voorlichtingen en stap over op het vroegtijdig in de kiem smoren van messengeweld onder jongeren door te focussen op vroegsignalering op basis van risicosignalen.

WordPress Appliance - Powered by TurnKey Linux